Openingstoespraak Tentoonstelling Ark75

Hieronder volgt de toespraak, uitgesproken door Lukas De Vos, ter gelegenheid van de opening van de tentoonstelling Ark75 op 4 oktober 2025

Een kleine spieghel historiael

Dames. Heren ook,

Vertrouw nooit een spreker die zegt dat hij kort zal zijn. Ik zal dus kort zijn. Deze tentoonstelling, Ark75, is niet mijn verdienste. Ik denk dat het genootschap naar mij keek omdat ik in hun ogen een museumstuk ben: net nog even oud als de Arkprijs zelf, laatste overlevende van de Stichting die in 1982 de Arkprijs redde uit de schraapzucht van de uitgevers, en de kataloog is het 75e boekje dat ik afwerkte. Ik ben dus al blij dat ik niet zelf in een toontafel terecht ben gekomen.

De verdienste, die ligt bij de huidige vzw Arkcomité. De laureaat van de Arkprijs 1997, wijlen Wannes van de Velde, had dat perfekt omschreven: “Ne zanger is een Groep”. Maar best ook, want zingen doe ik als een krassende nagel op een schoolbord. Een groep heeft nog een voordeel: waar eind 13e eeuw Jakob van Maerlant en begin 14e eeuw Lodewijk van Velthem hun Spieghel Historiael afwerkten, goed voor zowat 152.000 verzen, hadden wij het heel wat makkelijker, en vooral korter. Het model voor de Spieghel Historiael was van Vincentius Bellovacensis. Álles wou deze dominicaan opslaan in zijn Speculum Maius (1255), van de schepping en Adam tot 1250, drie delen van samen 4.500.000 woorden. In het Latijn. De Vlaamse dichters schreven niet voor de elite, wel voor het leken, het volk dat kon lezen – en in hun eigen taal. In plaats van een naslagwerk werd het een geschiedkundig verhaal dat liep tot de Guldensporenslag.

Dat doet ook deze tentoonstelling. Wij zochten geen volledigheid, wel gebruiken we de Arkprijs als voorbeeld hoe om te gaan met verleden en inschatting. Want elk verleden is een reconstructie, en de inschatting of waardering ondergaat in de verlopende  tijd ingrijpende wijzigingen. Reconstructie bracht dingen aan het licht die wij zelfs na 75 jaar niet eens wisten.

Dat waardering relatief en vluchtig is, bewijzen de ontwikkelingsgang en de suksescurves bij heel wat redactieleden van het Nieuw Vlaams Tijdschrift, van Hugo Claus tot pakweg Jeroen Olyslaegers. Die redactie, later de Stichting, heeft altijd de vinger aan de pols gehouden. Ze dreef mee op de tekenen, en onverholen ook op de modes des tijds. De eerste laureate van de Arkprijs, Christine D’haen, had goed door bij wie ze gevierd werd. Ik citeer: “Met al mijn geld koop ik mij een grijs mantelpak en een écru zijden blouse. Ze zien mij verbaasd komen, de burgers. Ze verwachten een mooi wuft meisje, en zien een stijfdeftig, dor schoolfrikje”. Het zou ze leren, die vunzige burgers, die succulente feestmalen aanrichtten om ook zichzelf te fêteren in De Zwaan (vandaag ten onrechte Maison du Cygne hartje Brussel).

U kunt een en ander zien in de kortfilm die Rik en Jules Stallaerts hier vertonen. Na de burgerlijke bekroningen volgden de voorkeuren van de jazz-existentialisten, de Pink Poets, de politiek geëngageerden, de holisten, de wetenschappers, en de terugkeer naar het literair belang. De mimicri van de Arkprijs is een staalkaart van wat zich ideologisch en pragmatisch aftekende in de driekwarteeuw, die Koude Oorlog, dekolonisering, Expo, staatshervormingen, fermettevlamingen, Dansaertvlamingen, hippies, inwijking, energie- en bankenkrisissen, digitalisering en mondialisering in flitsen zag passeren.

De tijd, dat zijn de mensen. Daarom hebben wij ons in hoofdzaak gericht op de 77 laureaten (er waren twee koppels bij). En er zijn nieuwe inzichten verworven. Ik geef enkele voorbeelden.

75 jaar lang is gedacht dat de vierde laureaat, F. Goddemaere, Frans heette. Al droeg de Duitse vertaling in 1959 van zijn enige roman, Nola, de juiste naam: Fernand Goddemaer. Overheen gekeken. Nochtans zorgt zijn koloniale roman voor heel wat controverse tot vandaag – Hubert Lampo, destijds in 1956 secretaris van het NVT, sprak toen van een voorbeeldige “inwerking in de psychologie van de zwarte”. Het boek werkte dus emanciperend. Michiel Van Kempen schreef in 2021: “de zoveelste paternalistische lofzang op de Belgische beschaving”. Het boek werkte dus koloniebevestigend.

Voorbeeld twee. Wie heeft het Arkschrijn gemaakt ? Wij leefden in de waan dat het Jozef Cantré was, want Marc Galle had dat met aplomb herhaaldelijk gezegd en geschreven. Tot ik met hem een stuk schreef in Een Onberaamd Verbond, 50 Jaar Arkprijs, en ik viel op een vermelding dat twee Franstaligen, Navez en Jacques, de eigenlijke makers waren. Dat is nu bevestigd: in Het Laatste Nieuws van 8 juni 1951 staat een naamloos omstandig verslag van de eerste prijsuitreiking, opgenomen in de tentoonstelling. Daar verwijst feestredenaar Julien Kuypers naar beide Waalse heren, professoren aan Ter Kameren die zelf aanwezig waren in het Maison du Boeuf: de oorlogskommunist Léon Navez, sierkunstenaar, en Felix Jacques, een docent metaal- en glazuurbewerking. Sterker nog: van beide kunstenaars heeft Hugo De Greef foto’s en werk opgedolven. En nog sterker: in het klankarchief van VRT heb ik de volledige toespraak van Kuypers teruggevonden, hij wordt gebruikt in Stallaerts’ film.

Nog een derde voorbeeld. Lange tijd is niet geweten dat de beginselverklaring van de Arkprijs in een koker midden in het schrijn zat. Kuypers verwijst er wel naar, maar de Ark moet al opengewrikt geweest zijn, want er stak alleen een kopie in. Wij hebben een nieuw perkament laten maken dat veilig beschermd ligt doordat Navez en Jacques een geheim slot hadden ingebouwd. Dat ik niet eens ken.

Er is zelfs een filmfragment van de uitreiking in 1993 opgedoken in Brisbane, Australië. Een oudstudent van Jef Verschueren, die samen met Jan Blommaert bekroond werd, heeft dat ter beschikking gesteld en het is verwerkt in de film.

Het hart van de tentoonstelling ligt niettemin hier, in deze zaal, en in de voormalige slaapkamer van Herman Teirlinck waar de Ark op zijn sokkel staat. De sage over de boze priester Baers en de barse schrijver Gijsen kunt u lezen in de kataloog.

De vroegere living van dit Huis roept de geschiedenis die rond de stichting van het NVT en de instelling van de Arkprijs hangt, van August Vermeylen die ‘De Taak’ schreef als handleiding voor een pluralistisch tijdschrift, en de koerswijziging – een verenging tot alleen literaire kunst – die Teirlinck opnam in het eerste nummer van het NVT, tot de terugkeer van de Arkprijs naar Beersel in 2020. Dertig jaar lang was de prijs uitgereikt in de Antwerpse Galerie De Zwarte Panter, waar de onvolprezen Adriaan Raemdonck gastheer was. Hij heeft vele foto’s en stukken voor deze tentoonstelling geleverd.

Bekijk ook even de groepsfoto van de redactie in 1982 vlak voor de opdoeking van het NVT. Dat jaar, toevallig in Beersel, hier dus, werd Maurice De Wilde gevierd. Lees ook over de rel uit 1965 toen Willy Roggeman de prijs kreeg maar hem weigerde. Toch dreef Teirlinck onverstoorbaar door. Hij liet de plechtigheid doorgaan, Roggemans naam was per abuis of uit excès de zèle al gegrift in de Ark. Veel later heeft Roggeman zich alsnog verzoend met zijn uitverkiezing.

Dat alles heeft het Huis van Herman Teirlinck op een handig blaadje gezet dat u wegwijs maakt langs de toonkasten; schooiers die we zijn, willen we wel die bladgidsen terugkrijgen als u de tentoonstelling verlaat.

Rest mij nog de sponsors te bedanken. Zonder hen was dit projekt niet mogelijk geweest. Dank dus aan het Willemsfonds, het Vermeylenfonds, het Humanistisch Verbond, het Huis van Herman Teirlinck en zijn medewerkers, en het Steuncomité van de Ark. Grote dank gaat ook naar het VRT-klankarchief, Amsab, Liberas, Kris Vanhemelrijck, het Letterenhuis, de Erfgoedbiblioteek, Intertext, de leden van het Arkcomité, de ontwerpster van de expo: Aline Billiet, Rozemarijn van Kalmthout, fotograaf Jos Vossius. En het heeft me groot plezier gedaan dat ook uit kristelijke hoek een mooi gebaar is gesteld: Europees Parlementslid Wouter Beke, CD&V, heeft foto’s bijgedragen. Vermeylen had het voorzegd: “Geloof wat gij wilt, als het geloof uw ziel maar verruimt”. En Teirlinck voegde eraan toe: “Een vrij man is onze vriend”. Een vrije vrouw overigens ook. De nieuwe laureaat van 2025, Ramsey Nasr, heeft dat terecht genuanceerd. Het vrije woord betekent niet dat je de betekenis van woorden kunt uithollen of versmachten, zoals autoritaire regeringen of multinationals doen, en waarop George Orwell in zijn essay over Newspeak al doelde: “Betekenis wordt een doelwit (… Wij hebben de taal uit handen gegeven uit naam van het vrije woord (…) Ik geloof in woorden die getoetst worden aan de werkelijkheid, die begrensd zijn en niet van alle inherente betekenis ontdaan kunnen worden”. Die waarschuwing wil ik meegeven met een uit de context gehaalde uitspraak van Willem I, ooit onze gezamenlijke koning der Nederlanden toen hij het parlement buiten spel zette: “Wie zwijgt stemt toe”. Ook dat is dus falsifieerbaar.

Ik dank u en verklaar meteen ARK75 voor  geopend.

© Foto: Michiel Devyver

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven